Ga naar inhoud

Dagelijks leven

Lesmodule - Achtergrondinformatie

Het dagelijkse leven in de Romeinse tijd zag er heel anders uit dan nu. De meeste mensen woonden in boerderijen op het platteland. Die boerderijen stonden vooral in het zuiden van Nederland, maar ook op de terpen in Noord-Nederland. Dorpen waren er nog niet. De meeste boerderijen stonden helemaal alleen of met z’n tweeën.

In de Romeinse tijd lagen er op Nederlands grondgebied maar twee steden. Dat waren Nijmegen (Noviomagus) en Voorburg (Forum Hadriani). Net als nu was er in de stad veel te beleven. Je kon er gratis naar een badhuis en leuke spulletjes kopen op de markt. Ook kon je een offer brengen in een tempel, in een bar wat eten of naar een voorstelling gaan in het amfitheater. In Nijmegen woonden meer dan 5.000 mensen. Nogal een verschil met het platteland!

Stadspoort van Ulpia Noviomagus, ofwel Romeins Nijmegen

Zo zag een boerderij er in de IJzertijd uit.

In het begin van de Romeinse tijd leefden mensen zoals ze dat in de prehistorie ook deden. Hun boerderijen waren van hout met daken van riet. De boeren hielden vee en verbouwden graan, maar alleen voor hun eigen familie. Later kwamen er grote verschillen tussen het noorden en zuiden van Nederland. In het noorden veranderde er niet zoveel. In het zuiden juist wel. Dat werd steeds Romeinser.

Als je op het platteland was geboren, was de kans groot dat je boer werd. Maar je kon ook in dienst bij het Romeinse leger. Dat deden veel Bataven en Cananefaten die ten zuiden van de limes woonden. Maar er gingen ook Friezen bij het Romeinse leger. Als je toch iets anders wilde, kon je een ambacht leren, zoals schoenmaker, pottenbakker of bronsgieter. Met al die militairen en stadsbewoners vlakbij kon je genoeg verkopen.

Er waren nog geen scholen zoals nu. Alleen rijke inwoners konden hun kinderen naar een soort klasje sturen. En als je heel rijk was, nam je een privéleraar in dienst. Als kind had je meestal niet veel tijd om te spelen. Het ligt eraan hoe rijk je ouders waren. Kinderen moesten vaak meewerken op het platteland, in het huishouden of in de werkplaats van hun vader. Wel kenden ze speelgoed, zoals hobbelpaardjes en poppen. En bordspellen zoals het molenspel.

 

Spelend kind net buiten de poort van een Romeins fort.

Lessuggestie

Verdieping bij het thema