Ga naar inhoud

Romeinse geschiedenis van Noord-Nederland

In de Romeinse tijd werd het noorden van Nederland bevolkt door de Germaanse stam der Friezen. Ze woonden in een uitgestrekt, aaneengesloten kweldergebied dat liep van het huidige Noord-Holland tot Groningen. Die kwelders waren het gevolg van natuurlijke processen van landschapsvorming; ze lagen achter een rij langgerekte zandduinen (de latere Waddeneilanden) en bestonden uit brakke kleigrond die met hoogwater blank kwam te staan. Omdat de kwelders enigszins beschut lagen achter de zandduinen, hadden eb en vloed hier minder invloed dan pal aan de kust. Natuurlijke processen zorgden ervoor dat de grens van het bewoonbare gebied zich langzaam noordwaarts verplaatste. Er ontstonden kwelderwallen die geschikt waren voor bewoning. Die ontwikkeling was in de Romeinse tijd nog steeds gaande: de kwelderlijn bereikte pas rond 150 de locatie van het latere Wijnaldum.

Kwelderlandschap

Bewoners

De eerste kolonisten kwamen naar dit gebied rond 700 BCE. Ze pasten zich snel aan aan de lastige woonomstandigheden. Waarschijnlijk kwamen ze over land en hadden geen maritieme traditie, het was geen zeevarend volk. Dat in tegenstelling tot hun buren in het oosten, de Chauken. Net als de meeste Germaanse volkeren kenden de Friezen een zekere vorm van hiërarchie: Tacitus meldt de namen van twee koningen, Verritas en Malorix. De Romeinse schrijver Plinius beschrijft de Chauken als vissers, maar Friezen als veetelers.

Het Friese gebied moet tamelijk geïsoleerd zijn geweest; het lag ingeklemd tussen de Noordzee en een brede strook veen op de grens met de zandgronden in he zuiden. De terpen waren daarom moeilijk bereikbaar over land, hoewel enkele teruggevonden wielen in Ezinge wel duiden op het bestaan van landwegen. Anderzijds zullen de Friezen zeker ook contact hebben gehad met andere volkeren rond de Noordzee.

IJzertijdboerderij

Romeinse tijd

Rond het begin van de jaartelling werd ook het noordelijk kweldergebied gekoloniseerd. Archeologisch onderzoek heeft blootgelegd hoe ze dat deden. In het deels drooggevallen nieuwe land legden ze eerst weidegrond aan, beschermd door dijken, zoals teruggevonden in Peins bij Franeker een meer dan 50 meter lange dijk uit de eerste eeuw gevonden. De dijk was 1 meter breed en 1 meter hoog. Later werd deze wei omgezet in landbouwgrond.

In een volgende fase bouwden de bewoners een gedeelte van de dijk uit tot terp met boerderij. In sommige gevallen groeiden de terpen aaneen tot dorpsterpen, zoals Ezinge (Groningen) en Feddersen Wierde (Duitsland). Maar in de meeste gevallen bleef het bij een kernterp met woonstalhuis. In 1980 telde men in het Friese en Groningse gebied zo’n 1200 van dergelijke terpen – weliswaar uit alle tijdsperioden, maar het geeft een beetje een indruk van de omvang.

Afgraving Terp in Marsum in 1916

De belangrijkste sporen van Romeinse aanwezigheid zijn teruggevonden in Winsum, in de terp Bruggeburen. De vondsten wijzen op een versterking rond het begin van de jaartelling, ten tijde van de Germaanse campagnes van Drusus en Tiberius. Winsum lag op de oever van de Oer-Borne en had zo een veilige en makkelijke verbinding met de Noordzee. Dat biedt opvallende parallellen met het vlootstation Flevum/Velsen, landinwaarts gelegen aan de monding van het Oer-IJ, voor Bentumersiel (D) geldt datzelfde ten opzichte van de Eems.

De onderlinge afstanden van deze drie plaatsen is ongeveer 125 km. Alle drie de nederzettingen puilen uit van scherven uit de tijd van Augustus en Tiberius, terwijl deze op ander locaties in Friesland nauwelijks voorkomen. Archeologen zien Winsum en Bentumersiel tegenwoordig niet zozeer als forten voor de huisvesting van militairen, maar meer als militair-logistieke steunpunten voor opslag van goederen voor de Germaanse campagnes.

Impressie castellum Flevum

De Friezen waren de Romeinen goedgezind. Historische bronnen spreken over een verdrag waarbij de Friezen belasting betaalden in de vorm van koeienhuiden. Ook leverden de Friezen soldaten voor de hulptroepen en leden van de keizerlijke lijfwacht van Nero, net als de Bataven. In Rome pronkten fiere grafmonumenten van de Friese lijfwachten Bassus en Hilarus.

De verhoudingen werden in het jaar 28 verstoord door een onhandige actie van de Romeinse gouverneur Olennius, die de belastingeisen opschroefde. De Friezen kwamen in opstand en belegerden castellum Flevum. De Romeinen maakte daar korte metten mee en de vrede leek al snel weer teruggekeerd, zo blijkt onder andere uit het schrijfplankje van Tolsum uit het jaar 29. Toen de Romeinse limes rond 47 min of meer officieel werd, verslapte de Romeinse aandacht voor de noordelijk wonende Germaanse stammen. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat de Friezen zich tijdens de Bataafse Opstand in 69 aansloten bij de opstandelingen.

Het schrijfplankje van Tolsum met de oudste geschreven tekst van Nederland.

Tweede en derde eeuw

Na de eerste eeuw komen de Friezen in de historische bronnen nauwelijks meer voor. Wel namen Friezen nog steeds dienst in het Romeinse leger, zo blijkt uit teruggevonden grafmonumenten en votiefstenen, onder andere aan de Muur van Hadrianus. In alle gevallen gaat het om ruiters.

Het Friese gebied beleefde een bevolkingsgroei in de tweede eeuw. Tussen 170 en 200 kwamen er veel Romeinse munten het gebied in, zo blijkt uit muntschatten in Tzum, Finkum, Bolsward en Feins. Onder keizer Septimius Severus (193-211) lijkt er een breuk te komen in de aanvoer van munten, wat volgens sommigen geïnterpreteerd kan worden als het stoppen van diplomatieke betalingen aan de Germanen.

Grafsteen van een Friese ruiter, in 1836 gevonden in het Britse Watermore bij Glou. Bron: Leemans 1842.

In de derde eeuw liep het gebied leeg en raakt volledig ontvolkt. De oorzaak is onduidelijk, ook waar ze heen gingen, hoewel zuidwaarts het meest voor de hand ligt. Een lofrede aan keizer Constantius, gedateerd in 297, suggereert dat de Friezen samen met Chamaven terecht waren gekomen in de ontvolkte binnenlanden van Gallië: 'Nu dan ploegt voor mij de Chamaaf en de Fries; die beruchte zwervers, die rovers, tobben zich af in modderig landwerk. Door uw macht, Augustus Maximianus, heeft de Frank de braakliggende akkers bebouwd, zo groent nu weer opnieuw door Uw overwinningen, Caesar Constantius, al het land dat dun bevolkt was door boeren uit den vreemde.'

Munt keizer Constantius I Chlorus

Onderwijl bleef het kustgebied leeg. Pas in de vierde/vijfde eeuw kwamen er weer nieuwe mensen wonen, waarschijnlijk Angelsaksische immigranten uit de Oostzee-regio. Zij namen de naam ‘Friezen’ aan, misschien wel begrijpelijk, maar voor latere archeologen en historici erg verwarrend. De nieuwe Friezen zouden in de vroege Middeleeuwen furore maken en een eigen koninkrijk stichten – maar ze hebben dus weinig of niets te maken met de Friezen uit de Romeinse tijd.

Waddenzee

Romeinse vindplaatsen in Noord-Nederland

Het overzicht van Romeinse vindplaatsen per provincie.