Ga naar inhoud

Blog | Terug naar | Noord-Nederland in de Romeinse tijd

| Wouter Hinrichs

Het Bargerveen in Drenthe, een mooi hedendaags voorbeeld van hoe Noord-Nederland en vroeger uitgezien moet hebben © Ineke van Os

De Romeinse tijd is een interessante periode in de Nederlandse geschiedenis: geen enkele andere officiële tijdsperiode is vernoemd naar een overheersend volk. In het grootste deel van de Romeinse tijd was het huidige Nederland opgedeeld in twee verschillende delen met de rivier de Rijn als middenlijn: Zuid-Nederland behoorde tot het Romeinse Rijk en Midden- en Noord-Nederland behoorde tot een gebied dat door de Romeinen Magna Germania werd genoemd, ‘het land der vrije Germanen’. Over het Romeinse Zuid-Nederland is redelijk veel bekend en daarnaast ook veel geschreven. Voor Noord-Nederland, zoals Groningen, Drenthe en Friesland, is dit helaas minder het geval. Daarom vertel ik je in mijn blog van deze week meer over de Romeinse tijd in Noord-Nederland.

Schematische kaart van leefgebieden van Germaanse volken in de lage landen © John Haywood, CC BY-SA 3.0

Wie woonden er in Noord-Nederland?

De Romeinen verschijnen hoogstwaarschijnlijk voor het eerst in onze streken rond het midden van de eerste eeuw voor Christus. Dit gebeurt vermoedelijk tijdens de Gallische oorlogen die aan de kant van de Romeinen wordt uitgevochten door de generaal Julius Caesar. Rond deze periode komen de Romeinen ook voor het eerst in aanraking met Germaanse stammen die hier woonden.

In de Romeinse tijd zag Noord-Nederland er nog heel anders uit dan tegenwoordig. Hoewel het er nu ook veel kan regenen, was Noord-Nederland toen nog een stuk natter en drassiger. De regio bestond veel uit veengronden die werden afgewisseld door hoger liggende zandgronden. Langs de kusten vond je kwelders en zandduinen. Het moet een moeilijk doorwaadbaar en leefbaar gebied zijn geweest.

Ondanks de omstandigheden woonden meerdere Germaanse volken in de regio die goed wisten te overleven in dit natte landschap. Zo woonden hier Chamaven, Chauken en Friezen. Deze Germaanse volken woonden niet zoals de Romeinen in grote steden, maar in dorpen en op kleine erven. Ze leefden van de landbouw, veeteelt, visserij en de jacht. Uit werken van bekende Romeinse schrijvers, bijvoorbeeld Tacitus, weten we dat de Romeinen neerkeken op Germanen en hen beschouwden als ‘niet ontwikkelde volken’. Tegenwoordig is men echter van mening dat de Germaanse volken redelijk werden onderschat door de Romeinen en dat ze onterecht afgebeeld werden als ‘onderontwikkeld’. Zo is uit onderzoek gebleken dat bijvoorbeeld de Friezen in het westen en noorden van Nederland een groot handelsnetwerk onderhielden met andere stammen over heel Noord-Europa & Scandinavië.

 

Een reconstructie van een IJzertijdboerderij in het Gelderse Lunteren © Wouter Hinrichs

Ten noorden van de Neder-Germaanse Limes

Hoewel de periode van de Romeinse overheersing in onze geschiedenisboeken nu bekend staat als ‘de Romeinse tijd’, zegt de benaming van deze periode veel minder over de noordelijke Germaanse volken zelf. Toen de Romeinen in Nederland arriveerden en zich begonnen te vestigen, ‘leefden’ deze volken namelijk nog steeds zoals men dat in de IJzertijd deed. Vele aspecten van de Romeinse cultuur waren dan ook niet herkenbaar in de Germaanse samenlevingen. Toch vermoeden professionals dat de mensen uit deze Germaanse dorpen en erven op een bepaalde manier in contact met de Romeinen stonden.

In het midden van de eerste eeuw na Christus werd de grens van het Romeinse rijk, de Neder-Germaanse Limes, in het huidige Nederland vastgelegd. De Rijn was voortaan de definitieve grens en er werden een lijn aan forten, wachttorens en wegen gebouwd. Op de zuidelijke oever van de rivier lag de Romeinse provincie Germania Inferior en ten noorden van de rivier lag Magna Germania. Hoewel alleen het zuidelijke deel van Nederland onder directe controle stond van het Romeinse Rijk, betekende het niet dat de Romeinen geen invloed en controle hadden op het noorden. Zo werden er geregeld militaire campagnes georganiseerd tegen vijandelijke stammen die tot diep in het gebied ten noorden van de Limes gingen. Een fysiek voorbeeld van het plaatsvinden van deze campagnes is het marskamp van Ermelo in de noordelijke Veluwe, dat hoogstwaarschijnlijk is aangelegd als tijdelijke basis in een strafexpeditie tegen de Chauken. De Romeinen hadden dan wel geen directe controle over de stammen in het noorden van Nederland, maar beschouwden het gebied wel als militaire bufferzone van het Romeinse Rijk.

Een gouden Romeinse muntschat die in 2009 in Noord-Drenthe werd aangetroffen © ANP / Trouw

Romeinse munten en altaren

Ook hadden de Romeinen op basis van economische en culturele kenmerken een bepaalde invloed op het noorden. Deze invloed zien we goed terug in de archeologie. Ver ten noorden van de Neder-Germaanse Limes hebben archeologen Romeinse kunst, gebruiksvoorwerpen, wapens en munten teruggevonden. Deze voorwerpen zijn waarschijnlijk hier terechtgekomen door handel, maar misschien ook omkopingen. Zo werd er in 1955 in het Drentse Beilen een gouden Romeinse muntschat gevonden, daterend uit de vierde eeuw na Christus. Doordat Romeinse keizers werden afgebeeld op munten is het voor archeologen makkelijk te achterhalen wanneer deze munten precies geslagen zijn.

De altaarsteen van Hludana uit Bitgum, nu te zien in het Fries Museum © Fries Museum

Een ander mooi voorbeeld van de Romeinse invloed op noordelijk Nederland is een altaarsteen in het Fries Museum in Leeuwarden. Deze altaarsteen werd opgericht voor de Friese godin Hludana in de Romeinse traditionele stijl en dateert uit de tweede of derde eeuw na Christus. De steen werd in 1888 gevonden bij een terp in het Friese dorp Bitgum. Op de altaarsteen werd eveneens een inscriptie teruggevonden met daarin de volgende zin:

Aan de godin Hludana hebben de pachters van de visserij, toen Quintus Valerius Secundus de hoofdpachter was, hun gelofte betaald, vrijwillig en naar verdienste.

De Romeinse munt die op het Zweedse Öland in 2014 werd aangetroffen © Helena Victor/Kalmar läns museum​

Hoewel er meerdere altaarstenen zijn gevonden die zijn gewijd aan Hludana, is de vondst bij Bitgum veruit de meest noordelijke. Toch rijkte de Romeinse invloedsfeer verder dan dat. Een van de meest noordelijke Romeinse vondsten werd gedaan op het Zweedse eiland Öland in de Oostzee. Hier werd in 2014 door archeologen van het regionale museum Kalmar en de universiteit van Lund een gouden Romeinse munt aangetroffen. Nu zijn er in Zweden vaker Romeinse munten aangetroffen die in de Middeleeuwen zijn hergebruikt. Wat deze vondst zo bijzonder maakte is dat de munt werd aangetroffen in originele context, dus uit een grondlaag daterend uit de ‘Romeinse tijd’ (de Zweedse geschiedenis kent officieel geen Romeinse tijd als historische periode). Deze vondst is een indicatie voor het feit dat de invloeden, cultuur en gebruiken van het Romeinse Rijk ontzettend ver hebben moeten rijken.