Ga naar inhoud

Column | 'Laat geen wilde geit groeien onder je oksels'

Door Martine Teunissen - Tweeduizend jaar geleden werd een vrouw al geacht haar okselhaar te verwijderen. Qua schoonheidsideaal hadden de Romeinse vrouwen het misschien zelfs zwaarder dan de vrouwen tegenwoordig: ze wilden zo mooi zijn als een godin! Tijdens de Romeinenweek 2019 is het thema vrouw. Lange tijd is dit onderwerp in de Romeinse tijd een ondergeschoven kindje geweest, maar de laatste jaren komt er steeds meer onderzoek naar de vrouw en haar rol in de samenleving in het verleden.

Het ideaalbeeld van de Romeinse vrouw

In 2018 hebben Dorothee Olthof en ik een boek gepubliceerd over Romeinse schoonheid: Beauty & Fashion: de laatste trends uit het oude Rome. Hierin nemen we je mee op reis naar de Romeinse tijd op zoek naar het ideaalbeeld van de Romeinse vrouw: ze moest jong zijn, van gemiddelde lengte met brede heupen, kleine stevige borsten hebben, grote stralende ogen, een blanke effen huid, met blosjes met op de wangen, witte tanden en prachtige lange haren die mooi werden opgestoken. Ze moest er vruchtbaar en gezond uitzien, lekker ruiken en de ideale vrouw en moeder zijn.

Hoe kregen de vrouwen het 2000 jaar geleden voor elkaar om aan dit ideaalbeeld te voldoen? Er waren toen, net als nu, heel wat hulpmiddeltjes om mooier te worden dan de natuur je heeft gegeven.

Lava bene!

Allereerst was hygiëne van belang. De Romeinen kenden een badhuiscultuur waarin het voor iedereen mogelijk was (rijk en arm) om minimaal één keer per week naar het badhuis te gaan. In ons land is Coriovallum bij Heerlen een bekend voorbeeld van een groot badhuis. Ook de forten van Vleuten-De Meern, Zwammerdam, Alphen aan den Rijn, Valkenburg (ZH) en Voorburg (Forum Hadriani) hadden een badhuis. Als je daar binnenkwam begroette een badmeester je met ‘lava bene!’ – ‘baad lekker’. In het badhuis kon je sporten, baden en zweten. Je kon een massage krijgen en je lijf laten scrubben met bijvoorbeeld ‘lomentum’ een mengsel van vermalen tuinbonen en slakkenhuizen of ‘creta fullonicum’ een bepaald soort klei. Ook een manier om je schoon te krijgen was een massage met olie, waarschijnlijk in het ‘tepedarium’ (lauwe ruimte) die eraf werd geschraapt met een ‘strigilus’ (schraapijzer) en waarmee ook vuil en zweet van het lijf verwijderd werd. Het badhuis was ook een plek om wat te eten en om een praatje te maken.

De titel gaf het al aan: “Laat geen wilde geit groeien onder je oksels”. Het vrouwenlichaam moest glad en haarloos zijn, aldus Galenus, een beroemde arts uit de 2e eeuw na Christus; de vrouw had alleen “hoofdhaar nodig als bescherming en versiering”. Ontharen was zo essentieel dat het zelfs genoemd werd op een grafsteen: “…naar elk haartje ging ze op zoek, op haar hele lijf… (grafschrift van Allia Potestas, een vrijgelaten slavin uit Perugia). Romeinse vrouwen gebruikten de methode van harsen met bijenwas, hars en pek, maar lieten zich ook ontharen door een slavin met pincet. Puimsteen was ook een veelgebruikt ontharingsmiddel: daarmee kreeg je een gladde huid, maar het kon de huid ook beschadigen. Daarnaast kon de vlam van een olielampje lichaamshaar snel verwijderen, nog een methode die niet zonder gevaar is. Ook mannen konden hun oksels laten ontharen door een ‘alipius’ (een epileerder) maar een man die z’n benen liet ontharen vond men een beetje verwijfd.

 

Huid zo glad als ivoor en witter dan sneeuw in de zon

De ideale vrouw had een gave blanke huid. Om de huid zo te krijgen waren er gezichtsmaskers en crèmes en daarnaast make-up om onzuiverheden te verdoezelen. Een schoon en fris gebit was ook belangrijk. Hiervoor gebruikten de Romeinen tandpoeders gemaakt van Arabische gom, maar ook van vreemde ingrediënten zoals verbrande runderhoorns, hertengewei, verkoolde schapenwol, fijngemalen murex-schelpen, eierenschalen en verpulverd glas. Deze schuurmiddelen werden waarschijnlijk maar af en toe gebruikt, zoals wij tegenwoordig misschien eens per half jaar de tanden laten polijsten. Een frisse adem werd verkregen door bijvoorbeeld gebruik te maken van mondwater gemaakt met dille, anijszaad, mirre en witte wijn. Of je kauwde op mastiek, laurier of kaneelbladeren.

Er zijn vele kapsels, kies wat jou het beste staat

Door middel van munten waarop de keizer en keizerin stonden afgebeeld kon het hele Romeinse rijk de laatste trends op het gebied van keizerlijke kapsels volgen. Meestal waren dit voor de vrouw ingewikkelde opgestoken kapsels die bestonden uit vele vlechten die kunstig op het hoofd werden vastgenaaid. Elke keizer en keizerin had zo zijn of haar eigen stijl. Een speciale ornatrix (haarslavin) gebruikte een kam, een knijpschaar, naald en draad, een ijzeren krultang en haarnaalden om de kapsels te maken. Indien een vrouw te weinig haar had, werd er gebruik gemaakt van haarstukjes en pruiken gemaakt van het haar van slavinnen. Haren werden geverfd met henna (rood), ‘Sapo’ of saffraan (blond) en walnootbolsters (bruin). Mannen volgden ook vaak de mode van de keizerlijke kapsels. Kaal worden vonden ze toen ook niet leuk.

Een vrouw zonder make-up is als een gerecht zonder zout

In ons boek kun je heel wat vreemde middeltjes ontdekken om je gezicht mee te poederen (o.a. loodwit en krijt) en rouge gemaakt van meekrap, rode oker of de purperslak. Oogschaduw van edelstenen-poeder is ook een leuke, en wat dacht je van mascara of oogpotlood gemaakt van berenvet en kohl?

Een lekker geurtje mag niet ontbreken, het liefst met exotische ingrediënten zoals kardemon en narduskruid. De rijke Romeinse vrouw kon zich ook nog uitleven met prachtige zijden stoffen, liefst Tyrisch purper, om je rijkdom te tonen en je kon jezelf behangen met juwelen in het haar, een ketting om de hals en glinsterende parels in de oren.

Meer weten?

Benieuwd naar nog meer leuke weetjes en recepten om zelf make-up, parfum en schoonheidsmiddeltjes te maken? Koop dan ons boek via Beleef het verleden.