Ga naar inhoud

De Rijnvloot (classis Germanica)

| Mylène Klaasen

Fragment van een terra sigillata bord met graffito van een Romeins oorlogsschip (liburna), gevonden in Fectio (Vechten), 25-50 n.Chr., Centraal Museum, Utrecht

Bij Romeinse vloot denk je misschien aan grote schepen die op volle zee elkaar rammen terwijl benedendeks roeiers op het ritme van trommels met man en macht de schepen doen voortstuwen. Er waren echter ook vloten aanwezig op de grote rivieren in het Romeinse Rijk, waaronder twee op de Donau (de classis Moesica en de classis Panonica) en een vloot op de rivier de Rijn.

Classis Germanica

De Rijnvloot, die de classis Germanica werd genoemd, werd waarschijnlijk opgericht onder keizer Tiberius (tussen 14 en 37 n.Chr.). Dit was echter niet de eerste keer dat de Romeinen gevechtsschepen inzetten op de Rijn. Al tussen 12 en 9 vóór Chr. maakte de Romeinse generaal Drusus gebruik van gevechtsschepen bij zijn veroveringen van Germanië door zowel via de Rijn als via de Noordzee en de rivier de Elbe dit gebied binnen te varen.

De classis Germanica had haar hoofdbasis even ten zuiden van het Romeinse Keulen. Aangezien deze plek vrij ver landinwaarts ligt vanaf de Noordzee, is het logisch dat langs deze route meerdere zogenaamde vlootstations gelegen zullen hebben zoals in Vechten en Naaldwijk. Van veel van de forten die langs de Rijn gelegen waren, is inmiddels bekend dat ze ook havens bezaten.

Gevechtsschepen

Het varen op de rivieren was natuurlijk heel anders dan op zee: na elke bocht kon de vijand opduiken en vanaf de oever kon een plotselinge aanval met pijlen worden gelanceerd. Op de rivieren kon natuurlijk niet gemanoeuvreerd worden met de grote zeeschepen, dus zagen de schepen van de Rijnvloot er heel anders uit. Ze waren zowel kleiner, als slanker, maar waren net als hun grotere versies in het Middellandse Zeegebied uitgerust met een ramspoor.

In Nederland is een gevechtsschip teruggevonden tijdens opgravingen in 1892-1894 bij Vechten (Fectio). Dit schip moet ruim 12 meter lang en 3 meter breed geweest zijn en plek hebben geboden aan ongeveer 20 roeiers. Het vrij kleine formaat van het schip maakt het zeer waarschijnlijk dat dit een patrouilleschip was. Vergelijkbare schepen zijn ook gevonden bij Oberstimm en Mainz in Duitsland. Bij Mainz werden ook vier grotere militaire schepen gevonden die mogelijk bedoeld waren voor troepentransporten. Een replica van één van deze schepen kan tegenwoordig in Museumpark Orientalis worden bewonderd en eind september 2021 zal een replica van een patrouilleschip onthuld worden in het Archeologisch Park Xanten. Naast het vervoeren van militairen werden de schepen van de Rijnvloot ook wel gebruikt om zware bouwmaterialen te transporteren.

Bouw van een patrouilleschip in Xanten, 2019. Dit schip wordt in september 2021 voor het eerst officieel gepresenteerd.

Mogelijk zijn er meer resten van gevechtsschepen in Nederland gevonden, namelijk in Velsen, Woerden en Zwammerdam. Dit soort boten werd namelijk gebouwd door de planken onderling te verbinden met een speciale techniek, de veer-en-deuveltechniek, die ook voor de gevechtsschepen in het Middellandse Zeegebied werd gebruikt en hier niet bij vrachtschepen is aangetroffen. De resten die zijn gevonden, bestaan jammer genoeg alleen maar uit enkele planken die met deze techniek zijn verbonden dus we kunnen niet met zekerheid zeggen dat het hier ook echt om schepen gaat.

De bemanning

De bemanning van de gevechtsschepen op de Rijn bestond deels uit Romeinen en ervaren scheepslui uit het Middellandse Zeegebied, zoals de Egyptische boeg officier Horus Pabeci f. (dit betrof met name de officieren) en deels uit manschappen die onder de lokale bevolking waren geworven. Bleven zij 26 jaar dienen dan kregen zij het Romeins burgerschap. Deze lokale mannen hadden veel kennis van de rivier, maar deze keuze bleek niet zonder gevaar.

Muitende Bataven

Zo kwamen in 69 n.Chr. de Bataven tezamen met andere stammen die ten noorden van de Rijn leefden (namelijk de Cananefaten, Frisii en Chauken) in opstand tegen de Romeinen. Sommige roeiers in de Romeinse vloot waren Bataven en ook zij kwamen in opstand. Zij deden net of zij niet goed wisten hoe ze moesten roeien waardoor hun schepen niet tegen de Bataven konden worden ingezet. Uiteindelijk werden zelfs de stuurlieden en commandanten omgebracht als zij niet voor de kant van de Bataven kozen. Als we de Romeinse historicus Tacitus mogen geloven viel zo de gehele vloot in handen van de Bataven. De Romeinen wisten uiteindelijk onder leiding van generaal Quintus Petillius Cerialis de opstandelingen tot overgave te dwingen.

De vloot bleef tot in de 4e eeuw aanwezig op de Rijn, wat niet alleen laat zien hoe belangrijk de Rijn als onderdeel van het grensgebied van de Limes voor de Romeinen was, maar bovenal hoe belangrijk de rivier was als transportader.

Mylène Klaasen is student aan de Universiteit Utrecht in de Research Master Ancient, Medieval and Renaissance Studies en specialiseert zich in de Romeinse tijd. Momenteel is zij als stagiair verbonden aan het project Constructing the Limes.

Literatuur

Will Brouwers, Esther Jansma en Martijn Manders, ‘Romeinse scheepsresten in Nederland’ ARCHEObrief 17-4 (2013) 13-27.

D.B. Saddington, ‘The Origin and Nature of the German and British Fleets’, Britannia 21 (1990) 223-232.

Michael Pitassi, The Roman Navy. Ships, Men and Warfare 350 BC-AD 475 (Barnsley 2012).

Raffaele D’Amato, Imperial Roman Warships 27 BC-193 AD (Londen 2016).

NAVIS I. A Database on ancient ships (rgzm.de), https://www2.rgzm.de/navis/home/frames.htm.